zondag 30 januari 2011

Hoe verstoor jij jouw waarneming?

Als ik wat langer in de trein zit, neem ik graag een boek mee, of een gedichten-bundel. Van Ruth Lasters bijvoorbeeld, of Tjitske Jansen. En Gerrit Krol, een schrijver met wie ik veel verwantschap voel en één van de mooiste titels ooit bedacht (vind ik): ‘Geen man, want geen vrouw’. Vorige week kocht ik een verzamelwerk van hem, met een titel die me ook meteen doet grijnzen: ‘De industrie geneest alle leed’. Op weg naar Utrecht bladerde ik ‘m door en las ik bijvoorbeeld (op pagina 95):
Over de bossen bij Hooghalen – dat is ook iets waar je /
niet over schrijven kan / tenminste niet als je er geweest bent.

(Uit: Laatste gedichten, 1969-1976)
Op pagina 119 begint een andere bundel: ‘Wie in de leegte van de middag zweeft’ (1980). Het eerste gedicht loopt door tot en met pagina 125. Dan, op
de volgende pagina, iets anders. Een notitie van Krol over hoe dit gedicht is ontstaan, keuzes die hij heeft gemaakt, eerste versies van zinnen die de definitieve versie niet haalden, en de reden waarom. 
Nu hou ik niet zo van analyses van gedichten, vooral niet als ze door de dichter zelf geschreven zijn. Afgezien van het ego dat zich dan vaak zo op lijkt te dringen, is er iets dat ik beschouw als ‘not done’. Dit: je grijpt in, in de ruimte van een lezer om zelf te interpreteren, tussen regels door te lezen, enzovoort. Voor mij is het gedicht alleen van de dichter op het moment dat hij ‘m zelf schrijft of leest – daarna is het vogelvrij. Of vrij voor andere vogels die eruit kunnen pikken wat zij willen en hoe zij dat willen.

Maar bij Krol stoort het me niet. Helemaal niet zelfs. Waarschijnlijk vanwege de objectiviteit die erin zit, in combinatie met zelfspot. Krol is aanwezig zonder zich op te dringen, zonder zich de ruimte van de ander te willen toe-eigenen. Op pagina 130 schrijft hij: 
Sommige verschijnselen kun je niet goed waarnemen, doordat je waarneming een ingreep is op die verschijnselen. Als je bijvoorbeeld wilt meten hoeveel water er stroomt in een beek, door je hand er in te steken, dan hou je water tegen en stroomt er opeens minder water.
Met die paar zinnen raakt hij voor mij het hart van Human Dynamics. 
  1. Jouw waarneming is een ingreep op wat je ziet. Dit is een besef dat je altijd moet hebben, ook al heb je iets of iemand al duizend keer gezien: dat het mogelijk is dat je iets anders ziet dan dat er is.
  2. En dat jij degene bent die het anders maakt. Jouw manier van waar-nemen is uniek en bijzonder en fantastisch. Omdat jij het bent. Maar tegelijkertijd: beperkt, verstorend en vervormend. Omdat jij het bent. 
Human Dynamics kan je laten zien welke ‘ingreep’ jij doet op de werkelijkheid, doordat je kijkt zoals je kijkt en daarin – zonder dat je het weet of wilt – jouw natuurlijke behoeften, voorkeuren en drijfveren meeneemt. Als je je gewaar wordt van dat inzicht en de betekenis ervan in jouw blik op de wereld en jouw communicatie met anderen, heb je een cadeau in handen: voor jezelf en voor je relaties met anderen.

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten